Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [21]De spijze nu maakt ons Gode niet aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij [22]hebben geen overvloed; en hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek. 21. Dat is, het eenvoudig gebruik der spijs. Sommigen nemen dit voor de woorden des apostels, die de sterken hiermede zou onderwijzen, dat zij des te beter zulke spijs mogen nalaten; anderen nemen het voor de woorden dergenen zelf, die onder dit voorwendsel durfden van het afgodenoffer eten. Beide komt niet kwalijk overeen met hetgeen volgt. 22. Namelijk in het geestelijke, of ten aanzien van de aangenaamheid voor God. Alzo ook het volgende. Zie Rom.14:17.